In deze laatste zomercolumn blikken we terug op een jaar geleden. We schrijven vlak voor de herfst, die ook dit jaar weer voor de deur staat. Het lijkt wel een vicieuze cirkel. En die herfst, tja, dat is wat.
Het ging vorig jaar rond deze tijd niet goed met ons. Lullig om zo onze column te beginnen, maar het is de waarheid. Je zou denken dat we na de ‘grote mensen’-stappen die wij hebben genomen in de zevende hemel zouden zijn nadat we (fiscaal) getrouwd waren. Maar na alle hoogtepunten van het starten van een eigen bedrijf vol avontuur werd het steeds grijzer, grauwer en grimmiger in en om ons heen.
Eeuwige wederkerigheid
Alles was ons teveel. Maar dan ook werkelijk alles. Vooral die eeuwige wederkerigheid der dagelijkse dingen. Het te vroeg opstaan voor school. De boodschappen. Dat gezeik met avondeten en ik lust het toch niet. De katten eten geven. Die gore kattenbak schoonmaken. Opruimen, afwassen… En laten we het maar niet over werken hebben, dat ging al helemaal niet.
”Even was alles stil. Wij, de natuur, het verkeer, de vogels”
Kolkende woede
Helaas hadden we een aantal fikse deadlines. Maar alles wat we schreven bleek bagger en werd meteen weer gedelete. En toen barstte de bom… tussen ons! We zaten zoals elke dag samen achter onze computer. En alweer kwam er niets uit onze handen. Wat wel uit onze oren spoot was wederzijdse irritatie, pure venijn. Golven van nauwelijks te onderdrukken kolkende woede… Als de één een idee opperde, kraakte de ander het af. En zo ging het maar door.
Griezelige stilte
Ineens keken we elkaar aan. Rode wangen. Een kleine zenuwtrek rond het ooglid. Een griezelige stilte… We stonden tegelijkertijd op en liepen uit elkaar om af te koelen. We probeerden naarstig onze irritatie naar elkaar te onderdrukken. Want Besties en zeker zakenpartners hebben geen ruzie maar beheersen zich en bespreken alles in rust met elkaar, toch? Niet dus. BAM! We braakten alles eruit. Niet chique, niet aardig, best grof ook soms. Oooh zegt ze dit, nou dan zeg ik dat.
Vluchtend naar balkon
Regelrechte haaibaaien werden we. Steeds verder gingen we in onze grove beledigingen naar elkaar. Tot het zo erg werd dat een van ons – en we zeggen even niet wie – plots in een enorme proestbui uitbarstte. Waardoor de ander – we zeggen niet wie – een nogal stupide oogopslag had. Zo van: ga jij mij nu uitlachen terwijl ik echt heul boos ben? Waardoor de ander echt bijna in haar broek piste en naar het balkon vluchtte.
Donder en bliksem
Op dat moment knalde er een enorme donder met bliksem door de donkergrijze lucht. En even was alles stil. Wij, de natuur, het verkeer, de vogels … Tot de zoveelste regenbui losbarstte. En toen hadden we het door. De herfst, het is herfst! We waren even vergeten dat we elk jaar rond deze tijd standaard een beetje down zijn. Het ligt dus niet aan ons. Niet aan ons leven, niet aan elkaar! Het ligt aan de herfst met zijn grauwheid, die zo genadeloos bij je binnen kan komen.
Kleddernat
Wij waren vergeten dat wij geen bewonderaars zijn van de herfst. Niet van haar regenbuien, niet van haar grauwe luchten. En hadden we al gezegd dat we regen echt haten? Dat we dan liever ons bed niet uitkomen en de boel de boel willen laten? Die regen die maakt dat je tegen alles op ziet. Zelfs tegen de leuke dingen des levens. En daar stonden we samen op het balkon, kleddernat te worden. Blij te zijn dat het aan de herfst lag en niet aan ons.
Dansen op straat
Bij ons gingen de sluizen ook open. Tranen rolden over onze rode wangetjes – best lekker trouwens. We keken elkaar aan: twee zielen, één gedachte. We renden naar buiten en hebben midden op straat gedanst. Boeien dat er mensen uit hun auto stapten om een foto van ons te maken! Wij leven weer!
Lees ook: Column I’M: ‘We leren elkaar nog steeds kennen’
Lees ook: Column I’M: ‘We gaan maar weer eens écht leven!’